Mensen die zich realiseren dat het leven een zoektocht is, hebben doorgaans een brede blik. Met als gevolg dat er vaak bijzondere dingen op hun pad komen. Alsof ze vanzelf projecten aantrekken die bij ze passen. Zo’n persoon is Marten Atsma, architect te Leeuwarden en Oenkerk. Een vakman pur sang die in Friesland én daarbuiten behoorlijke faam heeft verworven met zijn ontwerpen voor verbouwingen van musea als het Princessehof (Leeuwarden), Het Hannemahuis (Harlingen) en het Scheepvaartmuseum in Sneek. Recent is daar nog het Fries Landbouwmuseum bij Leeuwarden bijgekomen. Maar Atsma heeft in de afgelopen dertig jaar veel méér gedaan: van woonhuizen, tot opvallende gebouwen voor recreatie. En de laatste tijd komen de bedrijfspanden weer opzetten. “Ik vind het allemaal geweldig om te doen”, aldus de architect, “maar bij mij staat een goede klik met de mensen waar ik het voor doe voorop.”
Hij is een gevoelsmens en hij houdt niet van dikdoenerij. Bij het samenwerken aan bouw- of verbouwprojecten is niemand belangrijker dan een ander. “Als beelddenker kan ik snel vooruitdenken”, zegt Atsma. “Vaak zie ik bij een eerste gesprek met een klant het eindresultaat al helemaal voor me. Soms vertel ik daarover, maar soms ook niet, om het denkproces bij een opdrachtgever ook de ruimte te geven. Maar welke aanvliegroute ik ook kies; tijdens het bouwproces kom ik graag op de bouw kijken en overleggen. Aannemers en timmerlieden hebben áltijd nog wel vragen of zinvolle feedback. ‘Hoe heb je dat bedoeld?’, of ‘Als we het nu eens op déze manier doen?’ Dat vind ik leuk, want ik leg graag uit wat ik bedoel, maar ik sta ook graag open voor de ervaring van anderen. En er zijn ook dikwijls omstandigheden die onverwacht komen en die je samen moet oplossen; vergunningen, onvoorziene kosten, of juist een kans om een besparing te realiseren. Daarin flexibel zijn en op basis van wederzijds vertrouwen naar een mooi eindresultaat werken vind ik inspirerend.”
Pareltje
Zoals gezegd: een goede klik hebben is voor Atsma belangrijk. Zo selecteert hij ook de projecten die hij doet. En het is net alsof juist daardóór mooie dingen op zijn pad komen. “Een mooi voorbeeld is de complexe verbouwing van het Princessehof in Leeuwarden”, aldus de architect. “Dat is voor mij een prestigieuze opdracht geweest, waar vervolgens een wereld van leuke dingen achterweg is gekomen. Toenmalig directeur Wim van Krimpen gaf mij de opdracht om het moderner en toegankelijker te maken. Van Krimpen werd vlak voor het bouwproces opgevolgd door Cees van ’t Veen en die gaf me alle vrijheid; heerlijk werken was dat. Voor de inrichting mocht ik samenwerken met Wim Crouwel (beroemd ontwerper, hoogleraar en Rotterdams museumdirecteur, 1928-2019, red.) en ook met hém had ik een enorme klik. En dan zie je wat er gebeurt: iedereen vertrouwt elkaars expertise en uiteindelijk bouw je gezamenlijk een museaal pareltje.”
Logisch
Zo volgden tal van museale opdrachten, maar ook tientallen opmerkelijke woonhuizen en kantoorgebouwen. En dan nog een keur aan recreatiewoningen, onder andere op Terschelling, maar ook op Vlieland en Ameland. En in al dat werk is de visie van Atsma op architectuur op de een of andere manier voelbaar. Op zijn website haalt Atsma de visie van zijn grote voorbeeld, de Deense architect Bjarke Ingels aan: “In the big picture, architecture is the art and science of making sure that our cities and buildings fit with the way we want to live our lives.” Atsma: “Een prachtig citaat. Goede architectuur moet voor mij een beleving zijn. Het moet niet met kunstgrepen opgekrikt worden, maar moet in zijn vorm ook laten zien dat het op maat is gemaakt voor dat wat erbinnen gaat gebeuren. Tegelijkertijd mag het ook een belofte zijn en nieuwsgierig maken. Ik vind dat je als architect daarbij een brede blik moet hebben. Je moet oog hebben voor de omstandigheden, zoals beschikbare ruimte, bestemmingsplannen, de mening van omwonenden. Dat laatste is soms moeilijk, maar wél belangrijk. Ik ga daar soms wel ver in. Zo vind ik het bijvoorbeeld niet alleen belangrijk hoe een gebouw er overdag uitziet, maar óók in het donker.”
Met een lachje om de lippen ziet Atsma de wenkbrauwen van de journalist optrekken en dus vervolgt hij snel met een nadere toelichting: “Ik meen dat, écht. Een mooi voorbeeld is een project in Heerenveen. Ik heb meestal de neiging om huizen vrij gesloten te houden aan de straatkant en de panoramische uitzichten op het landschap aan de achterkant te plaatsen. En dat is vrij logisch in verband met privacy. Maar in Heerenveen heb ik onlangs een woning ontworpen, die midden in de bebouwde kom staat, maar die wel op een soort verhoging gebouwd kon worden, met een souterrain eronder. Ik heb daar aan de voorkant op een hoogte van zo’n anderhalve meter een enorm keukenraam bedacht. De bewoners hebben vanaf die hoogte een geweldig uitzicht en de mensen op straat zien ’s avonds met dat verlichte raam een heel bijzonder feeëriek tafereel. Als een soort bijzondere lantaarn. Heel uitdagend om zoiets mét de bewoners te mogen realiseren.”
Vanzelfsprekend
Over duurzaamheid wil Atsma ook wel iets kwijt: “De vraag naar duurzame oplossingen komt inmiddels overal vanuit de samenleving en dat is goed nieuws. Maar ik wil mijzelf niet op de borst kloppen voor iets dat ik eigenlijk vanzelfsprekend vind. Nergens om, maar wij en meerdere collega’s begonnen al vijftien jaar geleden rekening te houden met het duurzaam gebruik van materialen. En sinds 2021 moet alles ook al voldoen aan de BENG-norm (‘Bijna Energie neutrale Gebouwen’; richtlijnen voor de energieprestatie van gebouwen als het gaat om verwarmen en koelen, het primair gebruik van fossiele energie en het aandeel van hernieuwbare energie, red.). Ik juich dat enorm toe, maar de uitdaging waar we allemaal voor staan is zó groot dat ik graag ‘geen woorden maar daden’ als motto neem. We moeten gewoon dóén.”
Energie
Met zijn drieënzestig jaar is Atsma zich ervan bewust dat het grootste deel van zijn carrière achter hem ligt. Toch heeft hij bepaald niet het gevoel ‘klaar’ te zijn. “Oh zeker, de jaren gaan tellen”, zegt de architect. “Dat merk ik vooral bij de Mountainbike-club die ik zelf jaren geleden heb opgericht. Ik reed altijd voorop door die bossen; nu hobbel ik er wat achter aan, haha. En gaan we met het ploegje naar de Harz dan neem ik wel eens een afslag eerder, richting het terras. Nou ja, daar kan ik heel veel vrede mee hebben. Maar mijn werk doe ik nog altijd met veel plezier, ik voel mij een bevoorrecht mens. Ik ben niet ijzersterk in het onderhouden van relaties, maar dat mensen met wie ik ooit heb samengewerkt jaren later nog eens bij me aankloppen, omdat het gevoel goed is; dat is fantastisch. Ik krijg nog steeds heel veel energie van mensen die samen met mij iets moois willen bouwen.