Vergelijk je de edities van Ondernemend Friesland in 2022 met de uitgaven van 2005, dan valt op dat het Friese bedrijfsleven, in lijn met nationale- en internationale ontwikkelingen – een transitie heeft doorgemaakt als het gaat om het nadenken over ondernemerschap. Twee woorden komen tegenwoordig vrijwel op iedere pagina voor: ‘duurzaamheid’ en ‘circulair’. En terecht: we hebben het met deze thema’s per slot over de toekomst van onze aarde en onze kinderen die daarop óók graag prettig willen leven en werken. We kunnen het er dus niet genoeg over hebben en OF laat graag met regelmaat ondernemers aan het woord, die er duidelijk bewust bezig zijn met hun rol in deze veranderende wereld. In deze editie: een monoloog van architect Bart Zantman (Zantman Architecten).
“‘Wij zijn erfgenamen van schenkingen uit het verleden. Zo begint het boek ‘The good Ancestor’ dat ik deze vakantie las, geschreven door Roman Krznaric. Een pakkende zin die me tot nadenken aanzette. Je kunt er uithalen dat we dankbaar mogen zijn voor de wereld die ons is nagelaten, maar het roept tegelijk de vraag op of wij zelf wel zulke goede erflaters zijn voor de generaties na ons. Waarmee zadelen wij onze nakomelingen op?
Het is geen geheim dat we afstevenen op een mogelijk onomkeerbaar grondstoffen-en klimaatprobleem. Ook in Nederland koloniseren we de toekomst, door meer te nemen dan de wereld aankan. De Earth Overshoot Day zou dit jaar op 12 april plaats hebben gevonden als iedereen in de wereld zou leven zoals wij in Nederland. De toekomstige generaties zullen hier uiteindelijk de dupe van worden, maar die hebben geen stem.
Een gevaarlijke manier van kortetermijndenken ligt hieraan ten grondslag, zo schrijft Krznaric in zijn boek. Je ziet het in het bedrijfsleven, in de politiek en het persoonlijk leven. De drang naar snel politiek gewin, korte termijnwinst en hebzucht ligt overal op de loer. Net als alle andere sectoren heeft ook de bouwketen zich op allerlei manieren schuldig gemaakt aan het najagen van hoge rendementen en snelle groei. De bouw heeft een behoorlijk aandeel in de uitstoot van broeikasgassen, met 39% van de CO-2 uitstoot.
Circulaire economie
Gelukkig wordt nu op steeds grotere schaal verantwoordelijkheid genomen. Alleen de transitie naar een circulaire economie, met een belangrijke rol voor hernieuwbare, biotische materialen kan het tij doen keren. Zo kunnen grondstoffen en een prettige leefomgeving voor toekomstige generaties worden veiliggesteld. Maar gemakkelijk is dit niet.
Wat we nodig hebben is een overheid die het voortouw neemt. In steeds meer ontwerpcompetities worden deze circulaire ambities nu omschreven. Met het ontwerp en de bouw van It Swettehus hebben we voor het eerst geroken aan een circulair vraagstuk op grote schaal, met hoge ambities (Zantman was met Doeke van Wieren projectarchitect van dit plan en als zodanig betrokken bij het GEAR-collectief, red).
It Swettehus is de brugbedieningscentrale en het technisch steunpunt van de Provinciale Waterstaat én het nieuwe circulaire icoon van Fryslân. De eisen gaven een groot ambitieniveau aan: 40% van het materiaal uit secundaire stromen en 24% uit bio-based materialen. Dat is gelukt. En energie wordt voor meer dan honderd procent geleverd door PV-panelen. Het overschot wordt gebruikt voor het laden van alle elektrische voertuigen en de bediening van de dichtstbijzijnde brug. Verder is er slim omgegaan met restwarmte en aquathermie, als ook biodiversiteit in de onmiddellijke omgeving.
Zoiets lukt alleen wanneer je alles integraal ontwerpt. En dus was constante dialoog met het projectteam van groot belang. Hierin zaten naast het GEAR-architectenteam: BGDD, ITBB, Sweco, De Waard, DONKER-Groep.
Biobased kantoor
Met de transformatie van ons eigen kantoor op het Alddiel bij Leeuwarden vormden we zelf onze opdrachtgever en gebruiker. Het project voorziet in de eigen energiebehoefte en is gebaseerd op het oude fundament en hoofd-draagstructuur van een voormalige ligboxstal.Het plan is gebaseerd op behoud en hergebruik, wat we hebben gecombineerd met biobased materiaalgebruik in constructie (HSB), isolatie (houtwol), afwerking binnen (ecoplex) en afwerking buiten (onbehandeld eiken in combinatie met verduurzaamd cederhout). Het geheel voorziet volledig in eigen energiegebruik, ook voor elektrisch vervoer.
Bouwgewassen
Natuurlijke materialen slaan langdurig CO2 op en zorgen voor een gezonder en prettiger binnenklimaat in zomer en winter. Om meer biobased te kunnen bouwen is de teelt van ‘bouwgewassen’ noodzakelijk. Op 9 maart hebben we met meer dan 40 partijen uit de provincie de handtekening gezet onder het ‘Biobased Isolatiepact’, dit met als doel om in de regio met een brede coalitie concrete stappen te zetten met biobased bouwen. In verschillende casestudies komt naar voren dat het Nederlandse (en dus ook Friese) landschap zich heel goed leent voor natte teelt van vlas, hennep en lisdodde (isolatie) en op kleinere schaal ook bomenteelt. Verschillende partijen in Friesland zijn hier al volop mee bezig. De productie van gewassen voor biobased bouw heeft op verschillende niveaus een positief effect op de milieuproblematiek en draagt bij aan de verbetering van het landschap, dat in schoonheid en rijkdom aan het afbrokkelen is.
Visie
Als je de bovenliggende onderwerpen met elkaar in verband brengt, is het duidelijk dat we voor alle woningen die gebouwd moeten worden niet zomaar naar de nog open weilanden moeten kijken. We zouden ze zo veel mogelijk in bestaand bebouwd gebied moeten bouwen door deze ‘op te toppen’ en ‘uit te buiken’, vooral circulair (houtbouw) en zoveel mogelijk in de nabijheid van de voorzieningen en vervoersknooppunten. Niet eenvoudiger, wel verantwoorder, want we moeten het buitengebied in principe zoveel mogelijk sparen, ben ik van mening.
Ik geloof echter wel dat met de inzet van de juiste ontwerpkracht, we onze stadswijken én onze perifere gebieden kunnen verrijken. We zullen ‘herstellende’ omgevingen moeten zien te maken, die waarden toevoegen en zorgen voor groei in plaats van afbraak. Door natuur, omgeving en sociale aspecten mee te wegen in bouwplannen kan architectuur ontstaan die de omgeving versterkt.
Daarop speelt Transfarm in (zie www.transfarm.nl, red.). Transfarm is een samenwerking tussen Zantman Architecten en OnixNL en richt zich op de transformatie van boerderijen en boeren erven tot nieuwe (collectieve) woonomgevingen. We herwaarderen wat al bebouwd is en daarmee voegen we een nieuwe laag toe, zonder nieuwe ruimte in te nemen.
Deze herbestemmingsopgaven gaan uit van het circulaire gedachtegoed; wat van waarde is wordt hergebruikt en wat wordt toegevoegd, wordt op een verantwoorde manier gedaan. Daarbij is aandacht voor erfbeplanting, lokale energie en waterbuffering. Het plan wordt te allen tijde in gezamenlijkheid met de eigenaar en toekomstige bewoners aangevlogen, met respect voor historie, architectuur en ruimtelijk-landschappelijke inpassing. De eigenaar vindt een nieuwe, duurzame bestemming voor zijn bezit, en de nieuwe bewoners krijgen de kans te wonen op een plek en een manier die anders onbereikbaar was gebleven.
Het is een vorm die een positieve bijdrage kan vormen op de teruglopende leefbaarheid op het platteland, en jongeren, ouderen, alleenstaanden of andere liefhebbers van collectief wonen de gelegenheid biedt op het platteland te blijven wonen. Door meerdere wooneenheden te creëren in de schuurruimten, wordt tegemoetgekomen aan de groeiende vraag naar woonruimte, die ook op het platteland speelt. Krimpregio’s bestaan niet meer in Friesland stond deze week nog in de krant.
Omdenken
Mijn dochter van 8 confronteerde me deze week met de vraag waarom het landschap altijd wordt stukgemaakt als er een nieuwe wijk wordt gebouwd. En dat zette me opnieuw aan het denken over onze nalatenschap. Waar we bij het bouwen van nieuwe wijken en gebouwen de vernietiging van de aarde zoveel mogelijk proberen in te perken, en vervuiling proberen te minimaliseren, zouden we onszelf de vraag moeten stellen: hoe kunnen we de situatie verbeteren ten opzichte van wat het was voordat we er gingen bouwen? Wat vraagt het ecosysteem hier van ons? Met die vragen willen wij ons als bureau meer en meer gaan bezighouden. Maar willen we impact maken, dan zal het antwoord op die vraag in multi-disciplinaire samenwerkingen gevonden moeten worden.”