Euro-obligaties oplossing crisis?

juni 28, 2012

Een Euro-obligatie is in feite identiek aan een Nederlandse staatsobligatie, maar dan geldend voor het gehele Euro gebied. Momenteel geven alle staten nog hun eigen obligaties uit. In landen waar de staatsschuld het hoogst is wordt de hoogste rente betaald. Beleggers lenen tegen een lagere rentevergoeding aan Duitsland dan aan Spanje. Duitsland vergoedt voor het lenen van geld voor 10 jaar een rente van 1,4%, terwijl Spanje een rentevergoeding van meer dan 6% betaalt. Het volgende zwartgallige scenario is inmiddels niet meer ondenkbaar: bij een verder oplopende rente komt Spanje in de betalingsproblemen. En een eventueel faillissement van Spanje betekent de ineenstorting van de Euro. Berekeningen wijzen uit dat het uiteenvallen van de Euro ons minimaal 20% van het Bruto Nationaal Product gaat kosten. De Nederlandse economie heeft dan weer de omvang van midden jaren ’90. Dat lijkt wellicht geen ramp maar is het wel omdat de noodzakelijke aanpassingen op vele markten met grote schokken gepaard zullen gaan. De huizenmarkt, arbeidsmarkt en pensioenmarkt zullen in korte tijd instorten.

Om dat te voorkomen is een enorm noodfonds aangelegd waarin de sterkere partijen zoals Nederland en Duitsland relatief veel bijdragen. Omdat het eind nog niet in zicht is heeft niemand een idee hoe groot het fonds moet worden en voor welke termijn het in stand dient te blijven.

 

Een alternatief voor het noodfonds zijn mogelijk de Euro-obligaties. Voorstanders van deze obligaties opperen het volgende. Met de komst van Euro-obligaties verdwijnen de obligaties van de individuele Europese landen. De Euro-obligatie wordt namelijk uitgegeven door het Eurogebied als geheel. Het gevolg is dat er geen renteverschil meer tussen Spanje en Duitsland zal zijn. De rente op de Euro-obligaties komt te liggen tussen de huidige rente van Duitsland en Spanje in. Het belangrijkste voordeel is dat deze rente niet oploopt als één van de landen in de problemen komt. Immers, beleggers bezitten niet een specifieke landenobligatie en er is geen directe link tussen terugbetaling op de Euro-obligaties en de financiële huishouding van één van de landen. Vergelijk dit met de Verenigde Staten waar de betalingsproblemen van één van de individuele Staten (Californië) niet tot hogere rentes leidde op Amerikaans staatspapier.

 

Een belangrijk bezwaar van Merkel cs. is dat de rente op de Euro-obligaties hoger zal zijn dan de huidige rente op de Duitse staatschuld. Voor de Duitsers wordt lenen dus duurder. Bezwaarlijk is ook dat de discipline van lidstaten die een voordeliger rentetarief gaan betalen wellicht ver te zoeken is. Wie houdt controle op de budgetproblematiek van Spanje, Portugal, Italië, etc.?

 

Om aan deze bezwaren tegemoet te komen kunnen er extra randvoorwaarden aan de Euro-obligaties worden gesteld. Maak ze beschikbaar voor de staatschuld tot bijvoorbeeld 60% van het Bruto Nationaal Product, zeg maar de basisschuld die ieder land in de eurozone heeft, ook die van Duitsland. Landen met een staatsschuld hoger dan 60%, geven voor dit surplus aan schuld eigen obligaties uit, waarover men uiteraard een hogere rente dient te vergoeden. Deze landen hebben daardoor de prikkel de staatschuld binnen de perken te houden en zo de rentelasten te beperken.

 

Het gaat de rijkere Europese landen op korte termijn geld kosten in de vorm van een hogere rente, maar de voordelen zijn evident. Europa komt uit de geseling van de financiële markten en vormt een gezamenlijk financieel schild tegen beleggers en speculanten. De kans dat er bijgestort moet worden in het noodfonds neemt fors af en de situatie op de financiële markten stabiliseert.

 

Dat is de start van het oplossen van de echte problemen; het hervormen van ontwrichte markten en versterken van de concurrentiekracht van Europa. Want (economische) groei, dat is waar het uiteindelijk om draait in iedere huishouding die gebukt gaat onder een hoge schuldenlast.

 

Rob Visschedijk

22 juni 2012

Delen via

Vergelijkbare berichten