Vanaf 1 mei, verschijnen alle theaterproducties van het Noord Nederlands Toneel onder de naam NITE.
Deze ‘nieuwe’ naam – het label wordt al enige tijd gebruikt voor de interdisciplinaire performances – dekt de lading beter van de voorstellingen die onder leiding van artistiek directeur Guy Weizman door alle aan het theaterhuis verbonden makers geproduceerd worden. Het woord ‘Toneel’ in Noord Nederlands Toneel is lastig te rijmen met het totaaltheater dat op het podium te zien is. Al ruim zes jaar vormt het innovatieve theatergezelschap uit Groningen een interdisciplinair ensemble met dansers van internationaal dansgezelschap Club Guy & Roni.
NITE
NITE maakt interdisciplinair, energiek en innovatief werk vanuit een internationaal en inclusief referentiekader. Voorstellingen die sterk resoneren bij een jong, divers en nieuw publiek in de theaterzalen en ver daarbuiten. Met deze naamswijziging wordt de nadruk gelegd op het unieke artistieke profiel van het gezelschap als eerste en grootste interdisciplinaire theaterhuis van Nederland.
Het theaterhuis heeft een plek in de voorhoede als het gaat om de ontwikkeling van totaaltheater en interdisciplinair werk, waar nieuwe vormen, nieuwe perspectieven, nieuwe makers en nieuw publiek zich welkom voelen. Deze erkenning krijgt het gezelschap van recensenten, publiek en beleidsmakers.
NITE en Club Guy & Roni zijn vanuit Groningen ook actief onder de labels Poetic Disasters Club (junior company), Bab Ad-Daar (nieuwkomers platform) en 2join (educatie platform voor jongeren).
Nieuwe NITE-makers
Naast de grote interdisciplinaire voorstellingen geregisseerd door Guy Weizman zoals Salam, Brave New World 2.0, Before/After en recent Yara’s Wedding zijn er meer makers die werk tonen onder de naam NITE. Wat hen bindt is de interdisciplinaire manier van werken. De voorstellingen hebben een hoge energie en gaan over actuele maatschappelijke thema’s. In de komende jaren gaan onder andere Rebekka Nilsson, Mart van Berckel en de Chileense topregisseur Manuela Infante werken met het NITE-ensemble.
Foto: Katrin Ribbe
